Opnemen, Gebruik van de effectfunctie, Equalizer – Pioneer DDJ-S1 Manuale d'uso

Pagina 68: Handmatig instellen van het aantal bpm, Soorten effecten

Advertising
background image

32

Nl

Equalizer

Draai aan de [EQ (HI, MID, LOW)]-instellingen in het
microfoon/AUX-gedeelte.

Opnemen

! Zie

Opnamepaneel op bladzijde 18 voor details omtrent de overeen-

komstige schermen op de computer.

! Opnemen van binnenkomende geluidssignalen is niet mogelijk met

ITCH wanneer de [MIC/AUX THRU]-keuzeschakelaar op [ON] staat.

1 Selecteer het kanaal waarvan u wilt opnemen.

Voer deze handeling uit op het computerscherm.

! [MIX]: Het geluid dat wordt geproduceerd via de [MASTER OUT

1] en [MASTER OUT 2]-aansluitingen kan worden opgenomen.

! [AUX]: Alleen het geluid van het [MIC/AUX]-kanaal kan worden

opgenomen.

2 Pas het opnameniveau aan.

Regel het opnameniveau met de daarvoor bedoelde bedieningsorganen
voor de op te nemen signaalbron. De niveaumeter in de software toont
het signaalniveau dat op schijf zal worden opgenomen. Wij bevelen u
aan uw niveaus zo in te stellen dat het hardste deel van de mix de meter
alleen heel eventjes in het rode deel doet uitslaan.

3 Druk op de [AREA MOVE (REC)]-toets terwijl u de
[SHIFT]-toets ingedrukt houdt.

Het opnemen begint.
De [AREA MOVE (REC)]-toets knippert.

4 Druk op de [AREA MOVE (REC)]-toets terwijl u de
[SHIFT]-toets ingedrukt houdt.

De [AREA MOVE (REC)]-toets gaat uit en de opname stopt.

5 Gebruik de computer om de bestandsnaam in te
voeren.

6 Druk op de [LOAD PREPARE (SAVE)]-toets terwijl u de
[SHIFT]-toets ingedrukt houdt.

Het opgenomen geluid wordt opgeslagen.

! Als er geen bestandsnaam wordt ingevoerd, zal er een bestand

met de naam “Serato Recording <serienummer>” worden
aangemaakt.

! Opgenomen gegevens worden opgeslagen in de volgende map.
Windows:

Mijn muziek > _Serato_ > Recording

Macintosh:

Muziek > _Serato_ > Recording

Direct weergeven van geluid van de

microfoon en de AUX-aansluiting

Wanneer de [MIC/AUX THRU]-keuzeschakelaar op [ON] staat, worden
de audiosignalen van de aangesloten externe apparatuur en de micro-
foon direct weergegeven, zonder door de computer te worden geleid.
Normaal gesproken kunt u de schakelaar op [OFF] laten staan.

1 Stel [MIC/AUX THRU]-keuzeschakelaar in op [ON].

2 Audiosignalen die binnenkomen via de microfoon of
van externe apparatuur.

! Er wordt geen effect toegepast op signalen van de aangesloten

microfoon en externe apparatuur wanneer de [MIC/AUX THRU]-
keuzeschakelaar op [ON] staat.

Gebruik van de effectfunctie

Met deze functie kunt u onmiddellijk diverse effecten instellen volgens
het tempo (BPM = beats per minuut) van het op dat moment weergege-
ven muziekstuk.
Het effect wordt toegepast op het geselecteerde kanaal.

1 Draai aan de [FX CH SELECT]-instelling.

Hiermee kiest u het kanaal om het effect op toe te passen.

2 Draai aan de [EFFECT SELECT]-instelling.

Hiermee kiest u het soort effect.
Een overzicht van de soorten effecten vindt u op Soorten effecten op
bladzijde 32.

3 Druk op de [FX ON/OFF]-toets.

Wanneer het effect is ingeschakeld, wordt het effect toegepast op het
geluidssignaal.
! Wanneer er opnieuw op de toets wordt gedrukt, wordt het effect

uitgeschakeld.
— De effectparameters kunnen worden ingesteld door de

[LEVEL/DEPTH] en [PARAMETER]-instellingen te verdraaien.

— Wanneer de [FX CH SELECT]-instelling is ingesteld op [MASTER]

of [MIC/AUX], kan het lijken of de weergave van de microfoon of
het AUX-kanaal niet meer synchroon lopen. In dit geval moet u
het effect uitschakelen of de [FX CH SELECT]-instelling op [A] of
[B] zetten.

Handmatig instellen van het aantal BPM

De BPM-waarde die wordt gebruikt als basiswaarde voor het effect kan
met de hand worden ingesteld.
! Als de BPM-waarde voor het muziekstuk in het deck al is ingesteld,

wordt standaard de automatische stand ingesteld die overeenkomt
met de BPM-waarde van het muziekstuk.

Gebruik de [TAP]-toets als u de BPM met de hand wilt instellen.

! De handmatige stand wordt ingesteld wanneer er geen BPM-waarde

is voor het muziekstuk in het deck.

Druk op de [TAP] toets.

Het ritme, de tijd tussen twee tikken, waarmee op de [TAP]-toets wordt
getikt, wordt ingesteld als BPM.
! In de handmatige stand kan de BPM-waarde teruggezet worden op

automatisch door de [TAP]-toets ingedrukt te houden.

Soorten effecten

! In de beschrijving in dit gedeelte verwijst de term “ingestelde beat”

naar de beat die is ingesteld via de [PARAMETER]-instelling.

 REVERB

Nagalm is een reeks kleine, natuurlijke vertragingen of natrillingen van
het geluidssignaal, waardoor een ruimtelijke sfeer wordt gecreëerd,
zoals in een afgesloten ruimte, of een grot. Deze nagalmende “reflecties”
zijn in feite geluidsgolven, zoals bijvoorbeeld muziek, die heen en weer
kaatsen van de ene wand naar de andere. Als digitaal effect kunt u met
nagalm ook zelf een gevoel van ruimte en sfeer creëren. Naarmate de
nagalm langer wordt, verdwijnt het originele geluid geleidelijk aan.

PARAMETER-instelling

Regelt de hoeveelheid nagalmeffect.

LEVEL/DEPTH-instelling

Past het nagalmniveau aan.

 DELAY

Een vertraging treedt op wanneer een deel van het geluidssignaal later
herhaald wordt. Verhogen van het [FX MIX] niveau mengt het vertraging-
sniveau in het oorspronkelijke niveau totdat u 100 % vertraging in het
oorspronkelijke niveau heeft gemengd.

PARAMETER-instelling

Gebruik deze om een vertraging in te stellen van
1/16 – 8/1 in verhouding tot de tijd voor één beat van
de BPM.

LEVEL/DEPTH-instelling

Regelt de balans tussen het oorspronkelijke geluid
en het effectgeluid.

 ECHO

Vergelijkbaar met een vertraging, wordt bij een echo-effect het oorspron-
kelijke geluid later een bepaald aantal keren herhaald alvorens weg te
sterven. Dit echo-effect bootst de klassieke tape-echo effectgeneratoren

Advertising