Amprobe Test-Leads Manuale d'uso

Pagina 6

Advertising
background image

6

• Dit instrument is gecertificeerd volgens EN61010-1 wat betreft de instal-

latiecategorie die op de voorzijde van het instrument is vermeld. Instru-
menten van installatiecategorie II en III worden aanbevolen voor gebruik
met plaatselijke verdeelleidingen, apparaten, draagbaar gereedschap etc.
waarbij alleen kleine stootspanningen kunnen voorkomen, en niet voor
hoofdtoevoerleidingen, bovenleidingen en kabelsystemen.

• De maximale overbelastingslimieten per functie (zie specificaties) en de

op het instrument vermelde limieten mogen niet worden overschreden.

• Wees uiterst voorzichtig in de volgende gevallen: bij het meten van >20

V //stroom >10 mA // elektrische leidingen (ac) met inductieve belasting //
elektrische leidingen (ac) tijdens een elektrische storm // stroom, wanneer
de zekering doorslaat in een stroomkring met nullastspanning >600 V //
tijdens onderhoud aan CRT-apparatuur.

• Inspecteer de DMM, de meetkabels en de accessoires vóór elk gebruik.

Gebruik geen beschadigde onderdelen. Do not use any damaged part.

• U mag nooit geaard zijn wanneer u metingen verricht.
• Raak geen blootliggende stroomkringelementen of probepunten aan.
• Meet de stroom altijd in serie met de belasting – NIET OVER een span-

ningsbron. Controleer eerst de zekering. Check fuse first.

• Vervang een zekering nooit door een zekering met verschillende clas-

sificatie.

• Gebruik het instrument niet in een explosieve omgeving.
• Controleer of de meter naar behoren werkt door een bekend signaal van

hetzelfde type als het te meten signaal te meten. Als u niet zeker bent,
dient u de meter te laten nakijken. If in doubt, have the Meter serviced.

• Bij spanningsmetingen moet u controleren of de betreffende bereiken

juist functioneren. Meet eerst een bekende spanning.

• Bij clampmeters mag u nooit de stroom meten terwijl de meetkabels in

de ingangen steken.

• Dit instrument mag niet worden gebruikt op niet-geïsoleerde geleiders

bij een spanning van meer dan 600 V wisselstroom/gelijkstroom.

• Gebruik dit instrument of testapparatuur nooit zonder de juiste

opleiding.

Het bereik is overbelast als ‘OL’ of ‘ 1.’ in het display verschijnt terwijl alle
andere cijfers uitstaan. Neem onmiddellijk maatregelen om de oorzaak van de
overbelasting te verwijderen. Selecteer een hoger bereik. Als de meter in het
hoogste bereik staat, stopt u de meting. Een overbelastingsindicatie is nor-
maal in het ohm-bereik met open stroomkring of met een te hoge weerstand.

ALGEMENE PROCEDURES
1. Als u de meetkabels aansluit op of loskoppelt van een stroomkring, moet

u altijd eerst de stroom naar de te testen apparatuur of stroomkring
uitzetten en alle condensators ontladen.

2. Als de orde van grootte van een te meten signaal niet bekend is, zet u de

selectieschakelaar eerst op het hoogste bereik en schakelt u naar kleinere
bereiken totdat u een toereikende aflezing verkrijgt.

3. Houd u strikt aan de maximale ingangslimieten.

GELIJKSPANNING EN WISSELSPANNING METEN
1. Sluit de rode meetkabel aan op de V-Ω-ingang en de zwarte meetkabel

op de COM-ingang.

2. Druk op de dc/ac-knop om gelijk- of wisselstroom te selecteren. Het cor-

responderende symbool verschijnt in het display.

3. Zet de functie/bereik-schakelaar op het gewenste spanningsbereik.
4. Maak contact tussen de probepunten over de spanningsbron (in parallel

met de stroomkring).

5. Lees de waarde van de LCD af (voor dc-metingen leest u ook de polariteit

af – positief tenzij negatief wordt aangegeven).

GELIJKSTROOM EN WISSELSTROOM METEN
1. Sluit de rode meetkabel aan op de mA- of A-ingang voor stroommetin-

gen die de classificatie die op de voorzijde van de meter is vermeld, niet
overschrijden. Sluit de zwarte meetkabel aan op de COM-ingang.

2. Druk op de dc/ac-knop of selecteer de juiste schakelaarstand voor dcof

ac-modus. Het corresponderende symbool verschijnt in het display.

Dutch

SYMBOLEN

Gelijkstroom

Wisselstroom

Aardverbinding

Let op! Zie gebruiksaanwijzing

Er kan gevaarlijke spanning bij de aansluitingen aanwezig zijn

Dit instrument is dubbel geïsoleerd

CERTIFICATEN EN VOORZORGSMAATREGELEN

MEETPROCEDURES

3. Zet de functie/bereik-schakelaar op het gewenste stroombereik in over-

eenstemming met de gebruikte ingang.

4. Open de stroomkring waarin de stroom moet worden gemeten. Sluit de

meetkabels stevig aan, in serie met de belasting.

5. Zet de stroom naar de te meten stroomkring aan.
6. Lees de waarde van de LCD af.

N.B. Elke stroomingang is beveiligd door een zekering. Vervang een
doorgeslagen zekering door een zekering van dezelfde classificatie.

WEERSTAND METEN
1. Zet de stroom naar de te meten weerstand uit en ontlaad de condensa-

tors. Als er tijdens het meten van de weerstand spanning aanwezig is, is
de aflezing onnauwkeurig.

2. Sluit de rode meetkabel aan op de V-Ω-ingang en de zwarte meetkabel

op de COM-ingang.

3. Zet de functie/bereik-schakelaar op de gewenste stand.
4. Verbind de meetkabels met de te meten weerstand of stroomkring.
5. Lees de weerstandswaarde van het digitale display af. Open stroomkrin-

gen worden weergegeven als een overbelastingsconditie.

N.B. Bij lage weerstandswaarden meet u eerst de weerstand van de
meetkabels door contact te maken tussen de probepunten en trekt u
deze waarde van de eigenlijke meting af.

CAPACITEIT METEN
1. Ontlaad alle spanning van de condensator voordat u zijn waarde meet

(over een weerstand van 100 kΩ).

2. Steek de condensator in de Cx-sleuven of maak contact tussen de conden-

satorkabels en de probepunten (rode meetkabel steekt in Cxingang en
zwarte meetkabel steekt in COM-ingang).

3. Zet de functie/bereik-schakelaar op het capaciteitsbereik dat de meest

nauwkeurige meting oplevert.

4. Lees de capaciteitswaarde van het display af. Als ‘OL’ in het hoogste

bereik verschijnt, is de condensator te groot om te worden gemeten.

Advertising